Standaardpaginakop

Vraag en antwoord: Indicaties

Lithium kan helpen als de depressie voorkomt in het kader van een bipolaire stoornis. Bij een (niet-bipolaire) unipolaire depressie wordt soms ook lithium voorgeschreven als een antidepressivum alleen niet het gewenste effect heeft.
Een bipolaire stoornis is vaak erfelijk. Ook het effect van medicijnen wordt vaak overgedragen. Dat je er zo goed op reageert, maakt de kans dat je zoon er baat bij heeft groter. Misschien vindt je zoon dat een goed  argument. Het is wel belangrijk dat hij geheel achter het gebruik van lithium staat. Dan zal hij ook nauwkeuriger zijn in het gebruik van lithium en helpt het waarschijnlijk ook beter.
Soms kan een hoge lithiumspiegel net een extra effect geven. Dit kan nodig zijn bij een toename van manische of depressieve klachten. Je moet dat echter altijd alleen maar doen na overleg met je behandelend arts. Deze kan inschatten of het verstandig is de dosis te verhogen en met hoeveel dat eventueel kan. Bij een verhoging van de dosis kan de lithiumspiegel ook te hoog uitkomen. Daarom is het verstandig de lithiumspiegel na de verhoging extra te controleren. Laat dus bloed prikken om zeker te weten dat de spiegel niet te hoog is.
De vraag of het nog nodig is om lithium te blijven gebruiken, rijst vroeg of laat bij iedereen. Probeer dan een goede afweging te maken tussen voordelen, nadelen en risico’s. Hoe goed heeft het gewerkt? Hoeveel last heb je van het medicijn? Hoe vervelend vind je het om een medicijn te slikken? Zijn er complicaties? Hoe groot schat je de kans in dat je weer manisch of depressief wordt? Hoe vervelend zou het zijn om manisch te worden, wat zijn daarvan de consequenties? Oftewel: wat heb je te verliezen?
Voor iedereen pakt die afweging anders uit. Dat kun je het beste bespreken met de psychiater bij wie je in behandeling bent. Om dit op een rij te zetten is ook een keuzehulp ontwikkeld.
Lithium kan het risico op een manische of een depressieve episode flink verkleinen. Het biedt echter niet voor iedereen honderd procent bescherming. Het kan dus voorkomen dat lithium  onvoldoende effectief is en dat toch een manie, depressie of zelfs een psychose ontstaat.  
Doorgaans stelt men zo’n diagnose door zorgvuldig met jou en met eventuele anderen (familieleden of andere betrokkenen) na te gaan hoe je stemming in de loop van de jaren is verlopen. Hebben zich manische perioden voorgedaan? Hoe lang duurden die? Welke symptomen vertoonde je toen? Hebben zich depressieve perioden voorgedaan? Komt een bipolaire stoornis ook in de familie voor? Deze en tal van andere vragen worden geïnventariseerd. Om een bipolaire stoornis vast te stellen is het in elk geval nodig dat zich ooit een (hypo)manie heeft voorgedaan.
Voor de behandeling van een manie kan lithium binnen enkele dagen helpen. Lithium wordt vooral gebruikt om manieën en depressies te voorkomen. Bij sommige mensen komen direct nooit meer manieën of depressies voor, bij anderen doven de stemmingwisselingen geleidelijker uit.
Lithium kan helpen als de depressie voorkomt in het kader van een bipolaire stoornis. Bij een (niet-bipolaire) unipolaire depressie wordt soms ook lithium voorgeschreven als een antidepressivum alleen niet het gewenste effect heeft.
Een bipolaire stoornis is vaak erfelijk. Ook het effect van medicijnen wordt vaak overgedragen. Dat je er zo goed op reageert, maakt de kans dat je zoon er baat bij heeft groter. Misschien vindt je zoon dat een goed  argument. Het is wel belangrijk dat hij geheel achter het gebruik van lithium staat. Dan zal hij ook nauwkeuriger zijn in het gebruik van lithium en helpt het waarschijnlijk ook beter.
Soms kan een hoge lithiumspiegel net een extra effect geven. Dit kan nodig zijn bij een toename van manische of depressieve klachten. Je moet dat echter altijd alleen maar doen na overleg met je behandelend arts. Deze kan inschatten of het verstandig is de dosis te verhogen en met hoeveel dat eventueel kan. Bij een verhoging van de dosis kan de lithiumspiegel ook te hoog uitkomen. Daarom is het verstandig de lithiumspiegel na de verhoging extra te controleren. Laat dus bloed prikken om zeker te weten dat de spiegel niet te hoog is.
De vraag of het nog nodig is om lithium te blijven gebruiken, rijst vroeg of laat bij iedereen. Probeer dan een goede afweging te maken tussen voordelen, nadelen en risico’s. Hoe goed heeft het gewerkt? Hoeveel last heb je van het medicijn? Hoe vervelend vind je het om een medicijn te slikken? Zijn er complicaties? Hoe groot schat je de kans in dat je weer manisch of depressief wordt? Hoe vervelend zou het zijn om manisch te worden, wat zijn daarvan de consequenties? Oftewel: wat heb je te verliezen?
Voor iedereen pakt die afweging anders uit. Dat kun je het beste bespreken met de psychiater bij wie je in behandeling bent. Om dit op een rij te zetten is ook een keuzehulp ontwikkeld.
Lithium kan het risico op een manische of een depressieve episode flink verkleinen. Het biedt echter niet voor iedereen honderd procent bescherming. Het kan dus voorkomen dat lithium  onvoldoende effectief is en dat toch een manie, depressie of zelfs een psychose ontstaat.  
Doorgaans stelt men zo’n diagnose door zorgvuldig met jou en met eventuele anderen (familieleden of andere betrokkenen) na te gaan hoe je stemming in de loop van de jaren is verlopen. Hebben zich manische perioden voorgedaan? Hoe lang duurden die? Welke symptomen vertoonde je toen? Hebben zich depressieve perioden voorgedaan? Komt een bipolaire stoornis ook in de familie voor? Deze en tal van andere vragen worden geïnventariseerd. Om een bipolaire stoornis vast te stellen is het in elk geval nodig dat zich ooit een (hypo)manie heeft voorgedaan.
Voor de behandeling van een manie kan lithium binnen enkele dagen helpen. Lithium wordt vooral gebruikt om manieën en depressies te voorkomen. Bij sommige mensen komen direct nooit meer manieën of depressies voor, bij anderen doven de stemmingwisselingen geleidelijker uit.
Als lithium wordt voorgeschreven om de stemming te stabiliseren bij een bipolaire stoornis, zou je grofweg kunnen zeggen dat lithium bij een derde van de gebruikers heel goed werkt, bij een derde gedeeltelijk en bij een derde nauwelijks.